Pablo Tittonell: “Met regeneratieve landbouw kun je prima de wereld voeden”
Regeneratieve landbouw zou de wereldbevolking niet kunnen voeden? En zorgen voor hogere prijzen in de supermarkt? Onze economie schaden? Allemaal mythen, betoogt Pablo Tittonell. Hij is op een missie om ze één voor één te ontmantelen. “Intensieve landbouw is geen goed model: het is slecht voor de natuur, slecht voor de consument en slecht voor de boer.”
Je hoort het zo vaak: alleen de intensieve, industriële landbouw levert genoeg op om een groeiende wereldbevolking te voeden.
“Laten we beginnen met een reality check. Voedt de intensieve landbouw op dit moment de wereld? Anno 2024 lijden nog steeds meer dan 800 miljoen mensen honger. Twee miljard mensen hebben te maken met voedselonzekerheid en drie miljard mensen konden zich in 2020 geen gezond dieet veroorloven. Ook al hebben we hoogproductieve intensieve landbouw, het lukt niet om daarmee de wereld te voeden. Terwijl het wel onze ecosystemen vernietigt. Dat zijn de feiten die er liggen.”
Waarom lukt het niet om de wereld te voeden met intensieve landbouw?
“Wie gaat het voedsel naar de plekken brengen waar de armste mensen wonen? Daar is geen aantrekkelijke markt voor en de infrastructuur ontbreekt. Het idee van voedsel verdelen over de wereld kennen we van hulpverlening bij hongersnoden, maar het is geen structurele oplossing. Je moet uiteindelijk niet het voedsel zelf distribueren, maar de capaciteit om voedsel te verbouwen.”
Uitgelichte quote
We produceren nu al genoeg voedsel om anderhalf keer de wereldbevolking te voeden
Als onze intensieve landbouw zo weinig bijdraagt aan voedselproductie, waar komt ons eten dan vandaan?
“Je kunt verschillende groepen landen onderscheiden in de voedselproductie. Er is een groep met lage opbrengsten per hectare; landen in Afrika, Zuid-Azië en Centraal Amerika die grotendeels voor eigen consumptie verbouwen – hand to mouth dus. Daarna krijg je een grote groep landen waar de landbouw intensiever en productiever is en die ook voedsel exporteren, zoals Australië, India, Mexico, China, Oekraïne, Argentinië, Brazilië, Turkije, Vietnam. Dit zijn de landen die het overgrote deel van ons voedsel produceren. De meest productieve landen met de meest intensieve landbouw, zoals de Verenigde Staten en landen in West-Europa waaronder Nederland, dragen voor slechts 12,5 procent bij aan de wereldvoedselproductie, gemeten in calorieën. Een groot deel van wat hier geproduceerd wordt, is veevoer, biobrandstof, biomoleculen voor plastic en verf, et cetera. En als je dan ook nog bedenkt dat 90 procent van bijvoorbeeld de Nederlandse landbouwexport naar andere EU-landen gaat, dan snap je dat onze intensieve landbouw grotendeels irrelevant is in het hongervraagstuk.”
Dat pleit er dan toch voor om de landbouw nóg verder te intensiveren om de productie te verhogen en de wereld te voeden?
“Nee, want honger is niet gerelateerd aan productie. We produceren nu al genoeg voedsel om anderhalf keer de wereldbevolking te voeden. Er is genoeg voor iedereen! Honger heeft niks te maken met de opbrengsten uit de landbouw, maar met armoede en ongelijkheid. Het voedsel komt niet terecht bij de mensen die het nodig hebben, of ze hebben geen brandhout om op te koken bijvoorbeeld. Zo’n 40 procent van al het voedsel dat we produceren, bereikt nooit een menselijke mond. Er gaat heel veel verloren in de opslag, de distributie, we gooien heel veel voedsel weg. Daarom zeg ik dat we de arme landen moeten helpen de capaciteit om voedsel te produceren te verbeteren. En dan heb je het toch over regeneratieve landbouw.”
Waarom regeneratieve en niet intensieve landbouw?
“Je moet een oplossing verzinnen die past bij de lokale omstandigheden van het gebied, bij de ecologische en sociale realiteit. Hoe gaat de intensieve landbouw met kostbare pesticiden, kunstmest en machines werken op het platteland van Malawi? Over de ecologische schade van die vorm van landbouw hebben we het dan nog niet eens. Bovendien: ons grootste probleem is de degradatie van landbouwgrond. Meer dan de helft van het land dat wereldwijd in gebruik is als landbouwgrond is in meer of mindere mate gedegradeerd. Op 26 procent van de landbouwgrond wereldwijd is zelfs geen enkele productie meer mogelijk. Dát raakt de voedselvoorziening en de levens van miljarden mensen. Je kunt die grond niet fixen met intensieve landbouw, die moet je herstellen, regenereren: regeneratieve landbouw dus.”
Wat versta je precies onder regeneratieve landbouw?
“De kern is dat het een manier van landbouw bedrijven is die het bodemleven, maar ook de fysieke structuur van de bodem, en het omringende ecosysteem actief helpt te herstellen. Dat betekent vaak ook de waterhuishouding verbeteren, biodiversiteit bevorderen, koolstofopslag, circulariteit. Elementen als dierenwelzijn, een aantrekkelijk landschap en een eerlijke beloning voor boeren worden er ook vaak aan gekoppeld; ze gaan bijna logisch hand in hand.”
En het afzweren van pesticiden en kunstmest?
“Toen de term in de jaren tachtig voor het eerst werd gebruikt door de Amerikaanse landbouwpionier Robert Rodale, sprak hij over regenerative organic agriculture. ‘Organisch’ slaat op de afwezigheid van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, maar dat woord is er sindsdien toch een beetje tussenuit gevallen. Stoppen met die middelen was lange tijd een brug te ver, er was veel weerstand tegen. Ik ben allang blij dat de wereld steeds meer is gaan experimenteren met regeneratieve landbouw, maar voor de toekomst hoop ik dat we op een dag het gebruik van kunstmest weten te minimaliseren en helemaal stoppen met pesticiden. Bij regeneratieve landbouw zul je beide sowieso steeds minder nodig hebben.”
Industriële landbouw voedt de wereld dus niet; maar is het wel zo dat de opbrengsten hoger zijn dan in de regeneratieve landbouw?
“Ook niet. Er wordt al veertig jaar onderzoek naar gedaan, maar de uitkomsten staan verspreid over diverse papers, verslagen en wetenschappelijke artikelen, waardoor veel mensen het nog niet weten: regeneratieve landbouw brengt net zo veel op als de intensieve landbouw. Als je overgaat van het ene naar het andere systeem zal je eventjes een dip hebben in de productie, maar onderzoeken wijzen keer op keer uit dat die na ongeveer vijf jaar nagenoeg gelijk is. Met regeneratieve landbouw kun je prima de wereld voeden. Waarbij ik nogmaals in herinnering roep dat het wereldvoedselvraagstuk in de kern geen kwestie van productie is.”
Uitgelichte quote
Zo vreselijk belangrijk is de landbouw helemaal niet voor onze economie
Maar regeneratieve landbouw zal wel voor veel hogere prijzen voor de consument zorgen?
“Dat hoeft helemaal niet. Om te beginnen zijn de kosten van regeneratieve landbouw lager. Je hebt immers veel minder kunstmest en minder of geen pesticiden nodig. Maar het belangrijkste is: wat we nu betalen in de supermarkt, is niet de echte prijs. Wat boeren verdienen, is niet hun echte loon. Want deze prijzen komen niet tot stand volgens de bewierookte principes van de vrije markt. Intensieve landbouw wordt zwaar gesubsidieerd, soms moeten boeren tegen kostprijs verkopen, er zijn grote machtsverschillen in de keten – dat zijn allemaal marktverstoringen. Bovendien worden de externe kosten van intensieve landbouw, de schade aan onze leefomgeving, ook niet in de prijs verdisconteerd. Dus ja, met de huidige spelregels zijn de producten uit regeneratieve landbouw mogelijk eerst nog even duurder. Maar als we zouden besluiten om de subsidies die naar de intensieve landbouw gaan eens om te buigen naar de regeneratieve landbouw, verandert dat volkomen. Daarom krijg ik altijd zo’n jeuk als men beweert dat de landbouw in Europa zo efficiënt is. Die is wel productief, maar niet efficiënt: er moet zo veel geld, kunstmest, energie bij, en alle schadelijke gevolgen worden niet ingeprijsd.”
Een volgende veelgehoorde tegenwerping: Nederland is de tweede exporteur van landbouwproducten in de wereld. We zouden wel gek zijn om die positie in gevaar te brengen!
“Nederland is de tweede exporteur gemeten in geld, maar niet in voedsel. Veel van wat we exporteren is elders geteeld en wordt hier verwerkt, zoals soja, of is niet eetbaar, zoals sierbloemen. Nederland produceert slechts 0,02 procent van de calorieën in de granen die jaarlijks wereldwijd worden geconsumeerd. En de bijdrage van de landbouw aan ons bruto binnenlands product is ook slechts 2 procent. Dus zo vreselijk belangrijk is de landbouw helemaal niet voor onze economie. Cultureel gezien is de landbouw wél belangrijk, en dat verklaart nu ook de ophef rondom de boeren. Maar waarom zou Nederland die nieuwe niche van regeneratieve landbouw niet kunnen claimen? Technologie en kennis kun je ook exporteren. In de glastuinbouw is Nederland bijvoorbeeld ook heel innovatief gebleken. Vroeger gold die als schoolvoorbeeld van wat er allemaal fout ging in de landbouw, maar nu vormen ze een gecontroleerd systeem waarbinnen geen pesticiden nodig zijn en waar zoveel zonlicht wordt opgevangen dat ze zelfs energieleverancier zijn geworden.”
Nog een mythe: met regeneratieve landbouw hebben we meer land nodig, en dat zal ten koste gaan van de natuur.
“Dat is een misleidend narratief dat in de jaren ’80 en ’90 is ontstaan. De opbrengsten zijn vergelijkbaar, dus je hebt niet méér land nodig als je van intensief overschakelt op regeneratief. Bovendien kunnen we met regeneratieve landbouw de gedegradeerde landbouwgrond weer herstellen en in gebruik nemen. En kijk je naar ontbossing in bijvoorbeeld het Amazonegebied: dat gebeurt niet omdat akkers niet genoeg opleveren, maar omdat er land gezocht wordt voor de meest winstgevende gewassen. Soja, voor veevoer, en coca, voor de cocaïne.”
Deze dan: regeneratieve landbouw vergt meer arbeidskrachten en die hebben we niet.
“Op dit moment zien we niet dat deze vorm van landbouw in Nederland meer arbeidskrachten nodig heeft. Je moet misschien wel bepaalde landbouwmachines vervangen. In de landen met opkomende economieën zie je dat diversificatie van gewassen meer mensen aan het werk helpt, en dat kun je toch niet als een probleem zien. Als boeren op een normale manier betaald krijgen, is werk op de boerderij helemaal niet onaantrekkelijk.”
Regeneratieve landbouw vereist dat we stoppen met vlees eten!
“Niet stoppen, maar wel minderen. In de westerse wereld eten we gemiddeld 80 kilo vlees per persoon per jaar, dat is inderdaad niet vol te houden. Ook vanuit het oogpunt van gezondheid niet: de Wereldgezondheidsorganisatie raadt 32 kilo per persoon per jaar aan. Je kunt betogen dat we helemaal geen vlees zouden moeten eten; dat is een respectabele, filosofische overweging. Puur vanuit landbouwkundig oogpunt is er wel wat voor te zeggen om landbouw en veeteelt op een slimme manier te combineren in het boerenbedrijf. Je kunt de dieren voeren met een deel van je oogst, de mest kun je direct weer gebruiken; dat zijn mooie kringlopen, de boerderij als ecosysteem. Laten we er dan voor zorgen dat vee en mensen niet langer om hetzelfde voedsel ‘concurreren’: laat het vee gras eten of de schillen van suikerbieten. Regenerative grazing, heet dat ook wel. Met zulk grasland voor vee kun je koolstof opslaan, zelfs meer dan met landbouwgewassen.”
Nog één dan: we hoeven niet helemaal over te stappen naar regeneratieve landbouw, we kunnen ook het huidige systeem een beetje aanpassen…
“Dat gaat niet. Je kunt bijvoorbeeld niet ineens met kunstmest stoppen: je bodem genereert geen voeding meer voor gewas, het is een junkie geworden die telkens nieuwe input van kunstmest nodig heeft. Je kunt niet zomaar met bestrijdingsmiddelen stoppen, want onze akkers zijn nog steeds monoculturen met één type gewas dat zeer kwetsbaar is voor insecten die juist dát gewas eten. De transitie naar regeneratieve landbouw is echt noodzakelijk – en zal ons zoveel brengen. Als ik een presentatie geef, laat ik graag de verbeteringen zien die onderzoekers hebben gemeten als je alleen al aan gewasdiversificatie doet: de biodiversiteit neemt gemiddeld met 24 procent toe, beheersing van plaagdieren verbetert 63 procent, waterkwaliteit 51 procent, bodemkwaliteit 11 procent. En vergis je niet: dit onderzoek is gebaseerd op duizenden cases van gewasdiversificatie wereldwijd.”
Uitgelichte quote
Het huidige systeem werkt alleen voor een paar multinationals, veevoerhandelaren, producenten van kunstmest en pesticiden, en banken
Maar gaan de boeren het ook willen?
“De ophef onder de boeren is omdat ze hun inkomen verdedigen, ze verdedigen niet noodzakelijkerwijs het systeem. Intensieve landbouw is geen goed model: het is slecht voor de natuur, slecht voor de consument en slecht voor de boer. Boeren zijn ook slachtoffer; ze steken zich voor 40 jaar in de schulden, zitten op grond die miljoenen waard is maar verdienen een bescheiden salaris, en zijn nu ook nog eens de zondebok van de samenleving. Dit systeem werkt alleen voor een paar multinationals, veevoerhandelaren, producenten van kunstmest en pesticiden, en banken. Zij vormen de machtige lobby waar overheden nog steeds veel te veel naar luisteren. De regeneratieve landbouw heeft die lobby niet. Maar als ik bij boeren aan de keukentafel aan de koffie zit, zijn ze het vrijwel altijd met me eens. Regeneratieve landbouw is de toekomst.”
Oorspronkelijke publicatiedatum: 13 november 2023. Laatste update: 31 mei 2024.
Wie is Pablo Tittonell?
Pablo Tittonell is deskundige op het gebied van agro-ecologische landbouw en bezet de door WWF gefinancierde leerstoel ‘Veerkrachtige agrarische landschappen voor natuur en mens’ aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarvoor was hij hoogleraar Farming Systems Ecology bij Wageningen University + Research. In Argentinië was Tittonell nationaal coördinator van een onderzoeksprogramma van landbouwinstituut INTA. Verder is hij adviseur bij de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).