Niet graven, ploegen of schoffelen: zo start je een no-dig moestuin
In een no-dig moestuin wordt niet gegraven, geploegd of geschoffeld. Zo verstoor je het bodemleven minimaal en wordt de tuin steeds vruchtbaarder. En het mooie is: iedereen kan een no-dig moestuin starten, of je nu één of duizend vierkante meter tot je beschikking hebt. Deze tips helpen je op weg.
Schimmels in de bodem creëren netwerken van schimmeldraden, die essentieel zijn voor gezonde gewassen. Deze netwerken vervlechten zich namelijk met de wortels van een plant en vragen continu aan de plant wat deze nodig heeft. Het ene moment wil de plant fosfaat, tien minuten later magnesium. Als mens kun je dat niet weten, maar een schimmel weet het wel. Dus duikt de schimmel de bodem in, gaat op zoek en komt terug met de voedingsstof die de plant nodig heeft. In ruil daarvoor ontvangt de schimmel een soort suiker en zo voeden de plant en de schimmel elkaar.
Door niet te schoffelen/ graven/ spitten/ ploegen behoud je deze waardevolle schimmelnetwerken (in plaats van ze door te snijden). Verder heeft de no-dig methode nog een heleboel andere voordelen, zoals:
– Minder onkruid: veel pioniersplanten komen namelijk op als je de bodem verstoort
– Een groter watervasthoudend vermogen en minder bodemerosie, omdat je met no-dig de bodemstructuur verbetert
– Meer koolstofopslag: een gezonde bodem vol leven kan veel koolstof opslaan
– Minder arbeid, machines en brandstof: alles gaat met de hand. Dat kan, omdat een no-dig moestuin ‘klein maar fijn’ is en je daardoor aanwezig kunt zijn en intensief kunt telen
Van een professionele regeneratieve moestuin tot een bak op je balkon: met no-dig kun je alle kanten op. De volgende tips (die komen uit de no-dig cursus van boerderij ’t Gagel) helpen je op weg:
1) Ontwerp je no-dig tuin
Een no-dig tuin begint met een goed ontwerp. Welke ruimte heb je beschikbaar en hoeveel moestuinbedden wil je creëren? Je kunt je moestuinbedden en paden natuurlijk zo breed maken als je zelf wil, maar de volgende afmetingen zijn een goede leidraad:
Moestuinbedden van 80 centimeter breed: zo kan je er nog overheen stappen en hoef je niet steeds om te lopen. Maak je moestuin zo compact mogelijk en kies voor rechte bedden. Dit scheelt geloop én water, omdat je minder vierkante meters hoeft te irrigeren.
Paden van 40 centimeter breed: dan kun je er tijdens het oogsten een krat op zetten (die zijn meestal 40 bij 60 centimeter) en met een kruiwagen overheen lopen. En onthoud dat je paden geen verloren ruimte zijn: het is een plek waar wormen, schimmels en andere bodemdieren leven.
Uitgelichte quote
Wie aan de slag gaat met een no-dig moestuin controleert de natuur níet, maar faciliteert het leven
2) Gebruik compost en houtsnippers
Zodra je een ontwerp hebt, is het tijd om de moestuinbedden en paden aan te leggen. Ploeg de bodem niet om, maar bedek de grond waar de bedden moeten komen met een flinke laag compost (zo’n 15-20 centimeter). Zo onderdruk je grasgroei en bedek je de bodem met een beschermende deken, waarin je zult zaaien en planten.
Iedere herfst vul je de moestuinbedden aan met een nieuwe laag compost van zo’n drie centimeter. Die kan je heel makkelijk zelf maken: verzamel al je groenafval en dek het af met een zeil. Voeg af en toe wat takken en karton toe, zodat je compost niet te heet wordt en blijft ademen. In de zomer kun je de compostberg ook wat water geven. Verder hoef je de compost niet te keren: zo blijven de schimmelnetwerken intact en krijg je compost vol leven. Pas wel op dat alles in je compost zaadvrij is, anders krijg je een onkruid-tuin.
De paden bedek je met houtsnippers. Zo verstoor je de bodem onder de paden minder wanneer je eroverheen loopt en voorkom je modder. Ook creëren de houtsnippers een habitat voor wormen en schimmels. Na een jaartje of twee jaar composteren de houtsnippers en moet je ze weer aanvullen.
3) Maak je no-dig moestuin niet te groot
Als je eenmaal een jaar of twee met no-dig bezig bent, heb je als het goed is een stabiele tuin met weinig onkruid. Omdat je het bodemleven niet verstoord, komt het bodemecosysteem namelijk uit de pioniersfase in een meer volwassen stadium terecht. En in dat stadium vind je een stuk minder pioniersplanten (oftewel: onkruid). Maar om daar te komen moet je eerst korte metten maken met al het meerjarige onkruid dat nog in de bodem zat voordat je begon.
De dikke laag compost waarmee je begint helpt hierbij: onkruid moet daar immers eerst doorheen zien te groeien. Alles wat er toch nog doorheen komt, trek je simpelweg uit de grond (zonder teveel in de bodem te wroeten). Uiteindelijk verdwijnt het onkruid hierdoor. Om je tuin onkruidvrij te maken moet je er dus genoeg tijd kunnen doorbrengen. En dat betekent dat je de tuin niet te groot moet maken, zeker niet in het begin.
4) Kies voor stressvrije gewassen
Zeker als je net begint is het handig om te kiezen voor gewassen die het goed doen. Relatief stressvrije gewassen zijn onder andere: munt, venkel, knoflook, boerenkool, courgette, snijbiet, viooltjes, rabarber, aardpeer, bosui, radijsjes, paprika’s, citroenmelisse en bessenstruiken. Ook tuinbonen zijn een aanrader. Die trekken namelijk luizen aan, maar leveren desondanks nog steeds productie (ook in de winter). Hierdoor gaan er minder luizen op je kwetsbare gewassen zitten. En waar luizen zijn, zijn lieveheersbeestjes, die je vervolgens in je hele tuin helpen met natuurlijke plaagregulatie.
Een andere tip is om naarmate de tijd vordert steeds meer meerjarige gewassen te planten. Dit scheelt tijd, omdat je niet steeds opnieuw hoeft te beginnen. Bovendien kunnen meerjarige gewassen dieper wortelen, waardoor ze meer voedingsstoffen uit de bodem kunnen opnemen.
5) Maak een zaai- en oogstplan
Als je weet welke gewassen je wilt kweken is het tijd voor een zaai- en oogstplan. Verdeel je tuin in blokken en bedenk: wat wil ik wanneer oogsten? En waar in mijn tuin komt het te staan? Zo kun je per blok uitvogelen wat wanneer op welke plek moet komen te staan. Houd daarbij ook rekening met welke planten elkaar versterken of juist in de weg zitten. Zodra je dit alles hebt bedacht, kun je gaan terugrekenen: wat moet ik wanneer zaaien als ik het dan wil aanplanten en dan wil oogsten? Op deze manier voorkom je dat delen van je no-dig tuin gedurende het seizoen leeg komen te staan of dat je grootse plannen niet in je tuin passen.
In iedere moestuin gaat weleens wat verloren, dus zaai en plant altijd meer dan je wilt oogsten. Dit is vooral belangrijk als je betalende klanten hebt die iedere week rekenen op een groentepakket. Heb je die niet en produceer je vooral voor jezelf? Deel de oogst die je over hebt dan vooral met je buren!
6) Houdt je gereedschap simpel
Om een no-dig tuin te starten heb je niet veel gereedschap nodig. Je komt al een heel eind met:
– Een paar simpele handwerktuigen, zoals een broodmes, snoeischaar en een gewone schaar
– Kweekbakken voor je zaailingen
– Een stok om gaten in je moestuinbedden te maken waarin je zaailingen kunt planten
– Handschoenen en goede waterdichte schoenen
– Kratten om je oogst in te vervoeren
– Een kruiwagen
Verder is een kleine kas een aanrader, zodat je zelf zaailingen kunt kweken. Dit scheelt geld en geeft je de flexibiliteit om te planten wat je wil, wanneer je dat wil. En mocht je ruimte over hebben in je kas, dan kun je er ook andere dingen kweken die buiten lastiger zijn, zoals tomaten, paprika’s en aubergines.
7) Geef niet alleen je planten water
In een no-dig moestuin staat het bodemleven centraal. Daarom irrigeer je niet alleen je gewassen maar de hele tuin, inclusief de paden. Kies dus niet voor druppelirrigatie , maar voor sproeiers (of de ouderwetse gieter). En onthoud: hoe compacter je tuin, hoe minder water je nodig hebt.
Bomen en struiken hebben minder water nodig, dus die kun je verder van je sproeiers af plaatsen. En plaats hoge gewassen niet vlak naast de sproeiers: zij blokkeren het water voor de volgende rijen.
Verder zul je, naarmate je langer bezig bent, merken dat je steeds minder water nodig hebt. Dit komt omdat je met de no-dig methode de bodem gezonder maakt, waardoor die meer water kan vasthouden.
8) Leg een vijver aan
Over water gesproken: mocht je de ruimte hebben, dan is een (kleine) vijver een aanrader (die je zelf kunt aanleggen). Een vijver zorgt namelijk voor ongelooflijk veel biodiversiteit en reguleert zo plagen. Padden en kikkers eten bijvoorbeeld mieren en slakken en ook libellen zijn een aanwinst. Kies een zonnige plek voor je vijver, bijvoorbeeld aan de rand van je tuin. Zo creëer je een microklimaat: het water koelt de lucht op warme dagen af en houdt in de winter juist warmte vast. Dit stelt je in staat om rond je vijver kwetsbare gewassen te planten, zoals aardbeien.
9) Zorg voor het ecosysteem
Dit is misschien wel de belangrijkste tip: wie aan de slag gaat met een no-dig moestuin controleert de natuur níet, maar faciliteert het leven. Het is jouw taak om als gemeenschapsmanager op te treden: zorg ervoor dat al het leven kan floreren en voorkom dat ‘pestkoppen’ te dominant worden. Zo creëer je zoveel mogelijk biodiversiteit. Kortom: zorg niet voor je gewassen, zorg voor het ecosysteem. Dan zorgt het ecosysteem voor jouw gewassen.
Meer weten?
– Geef je op voor de no-dig cursus van boerderij ’t Gagel
– Bezoek een no-dig boerderij of tuinderij, bijvoorbeeld: Telers van de Put in Wijk bij Duurstede, De Woldtuin in Bedum (Groningen) en Erve Kiekebos in Empe
– Ook op onze kaart vind je een heleboel no-dig boerderijen en tuinderijen
MaatschapWij
Dit is een ingekorte en aangepaste versie van dit verhaal. De originele versie vind je op MaatschapWij: hét inspiratieplatform voor een groen, gezond en verbonden Nederland.
Oorspronkelijk gepubliceerd op 2 februari 2023. Laatste update: 22 mei 2024.