Matthijs Schouten: “De natuur moet weer de basis worden van alles”

Matthijs Schouten
longread

Matthijs Schouten: “De natuur moet weer de basis worden van alles”

Tekst Matthijs Schouten Fotografie Diane van der Marel Gepubliceerd 18 maart 2024 Leestijd 5 minuten

Voor het toekomstig welzijn van al het leven op Aarde is het van cruciale betekenis dat we op zoek gaan naar wezenlijk samenleven en samenwerken met de natuur, stelt natuurfilosoof en ecoloog Matthijs Schouten. In dit gastartikel pleit hij voor het natuurcontract als basis van ons landbouw- en voedselsysteem.

Al meer dan 25 jaar werk ik met studenten in de Burren, een karstlandschap aan de Ierse westkust. In brochures voor toeristen wordt het gebied omschreven als ‘a true Irish wilderness’. Niets is echter minder waar. Zo’n 6000 jaar geleden vestigden zich hier boeren; ze kapten de toenmalige bossen en begonnen het landschap voornamelijk te gebruiken voor het grazen van vee. En zes millennia lang is dit zo gebleven. Nog altijd wordt de Burren begraasd door koeien: het is geen wildernis maar een oud agrarisch landschap.

Dat men dit gebied zo graag een wildernis noemt, heeft te maken met het gegeven dat het bijzonder rijk is aan wilde planten en dieren. Op een oppervlakte van niet meer dan vijfhonderd vierkante kilometer is meer dan tachtig procent van de Ierse biodiversiteit vertegenwoordigd.

Dit is een veelbetekenend gegeven. Wanneer we de Europese Habitatrichtlijn onder de loep nemen, zien we dat de ecosystemen met de hoogste biodiversiteit in het algemeen – zoals men dat in het natuurbeheer noemt – ‘halfnatuurlijk’ zijn. Deze term verwijst naar traditionele agrarische landschappen waarin het menselijk gebruik eeuwenlang ongewijzigd bleef.

Uitgelichte quote

In oude agrarische systemen werkten mens en natuur op zo’n wijze samen dat niet alleen de mens er wel bij voer, maar ook de natuur er rijker door werd
biodiversiteit Fotograaf: Diane van der Marel
Matthijs Schouten Matthijs Schouten in een park in Utrecht. Fotograaf: Diane van der Marel

Bio-culturele diversiteit

Datzelfde fenomeen vinden we ook op wereldschaal. Die regio’s op onze planeet die een zeer grote variatie aan wilde planten en dieren bevatten, zijn vaak ook gebieden met een grote culturele diversiteit; verschillende culturele tradities bleven daar naast elkaar over lange tijd ongewijzigd bestaan. In de wetenschap spreekt men over bio-culturele diversiteit.

Dat oude cultuurlandschappen vaak zo rijk zijn aan biodiversiteit heeft voor een groot deel te maken met traditionele landbouwpraktijken. Tot nog niet zo lang geleden werden er geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt en wat boeren voornamelijk deden is het verwijderen van biomassa door begrazing, maaien, branden en plaggen. Bij zulk grondgebruik kunnen concurrentie-krachtige planten de zwakkeren niet verdringen. Als gevolg is de variatie aan plantensoorten per oppervlakte-eenheid meestal groter dan in het oorspronkelijke natuurlijke systeem (bij ons was dat vooral bos). Een grotere variatie aan planten leidt tot een grotere rijkdom aan insecten, vogels en zoogdieren.

Kortom: In oude agrarische systemen werkten mens en natuur op zo’n wijze samen dat niet alleen de mens er wel bij voer, maar ook de natuur er rijker door werd.

Matthijs Schouten Matthijs Schouten. Fotograaf: Diane van der Marel
Utrecht Stadsnatuur in Utrecht. Fotograaf: Diane van der Marel

Samenwerken met de natuur

In de milieufilosofie worden vanouds twee waarden van natuur onderscheiden. Er is de instrumentele waarde, dat wil zeggen de waarde die de natuur heeft voor menselijk welzijn; de natuur voedt ons, ze biedt ons medicijnen, bouwmaterialen en schoonheid om maar een paar zaken te noemen. Daarnaast spreekt men van de intrinsieke waarde, dat wil zeggen de waarde die de natuur op en voor zichzelf heeft, onafhankelijk van wat ze voor ons betekent.

In recente tijd is daar nog een waarde aan toegevoegd: de relationele waarde. Mens en natuur kunnen op een zodanige wijze samenwerken dat er wederzijdse voordelen uit voortvloeien. Zo’n samenwerken, of samenleven, heeft in de wetenschap de naam conviviality gekregen.

Nu was de traditionele landbouw er in het algemeen niet bewust op gericht de biodiversiteit te verhogen. Dat was als het ware een niet gepland ‘bijproduct’ van vroegere landbouwpraktijken. Maar deze hebben wel gevoerd tot bijzonder waardevolle en ook heel mooie landschappen.

Met de intensivering van het agrarische bedrijf verdwijnen deze landschappen wereldwijd in steeds sneller tempo. Bij ons bestaan ze alleen nog maar in natuurreservaten, waar de natuurbeheerders optreden als boeren uit de 19de eeuw. Het verlies van half-natuurlijke gebieden wereldwijd is een van de voornaamste oorzaken van de schrikbarende achteruitgang van de mondiale biodiversiteit.

Voor het toekomstig welzijn van de grote symfonie van leven op deze planeet is het van cruciale betekenis dat we in onze voedselvoorziening nu bewust op zoek gaan naar conviviality, naar wezenlijk samenleven en samenwerken met de natuur.

De Franse filosoof Michel Serres stelde een natuurcontract voor. Het sociale contract waarin het eigen welzijn gewogen wordt in het licht van het welzijn van de ander, vormt het cement van een goed functionerende menselijke samenleving. En de essentie van het sociale contract is terughoudendheid.

Op dezelfde wijze – zo redeneert Serres – zouden we bij ons handelen in de wereld ons menselijk belang moeten wegen in het licht van het belang van niet-menselijke aanwezigheden.

Het natuurcontract als basis voor het welzijn van alle vormen van leven.

Matthijs Schouten
Matthijs Schouten. Fotograaf: Diane van der Marel